Klagen
Als kind bezat ik een groot talent voor klagen. Berucht waren onze familiewandelingen in de bergen, die ik grotendeels klagend, maar genegeerd door mijn familie, volbracht. Ik vond het een gedoe, ik was moe, had honger of zere voeten. In ieder geval zorgde ik er behoorlijk luidkeels voor, dat mijn ongenoegen niet aan mijn medereizigers voorbijging. Soms klonk dan ook de verzuchting: niet klagen, maar dragen. U weet vast het verder verloop van deze bekende woorden. Met het ouder worden heb ik dat geklaag gelukkig voor mijn omgeving grotendeels verlaten. Het geklaag heeft ook een andere toon gekregen. Ik kan me tot op de dag van vandaag nog zeer opwinden over onrechtvaardigheid en over hoe oneerlijk het verdeeld is in de wereld. Mijn klagen heeft nu een heel andere toon. Soms kun je niet anders dan klagen over wat jouw leven of dat van een ander ondersteboven keert. Soms kun je in je onmacht niet anders en zoek je naar een adres om je nood uit te spreken.
Wat een troost dat er in de bijbel een boek is dat klaagliederen heet, dat er psalmen zijn waar wanhoop en verdriet wordt uitgesproken, dat er wel degelijk ruimte is voor de klacht en het uitschreeuwen van je machteloosheid. In de aanloop naar Pasen lazen we uit Jeremia en in de komende week zullen we uit Klaagliederen lezen. Ook in de bijbel is er ruimte voor de klacht, voor de machteloosheid en stem geven aan wat pijn doet. In de paasdiensten bouwen we een kleine Klaagmuur voor in de kerk. Er liggen briefjes en pennen en er is een moment in de dienst waarop uw klacht in de muur kan worden gestoken. We hoeven de klacht niet te dragen en kunnen deze uit handen geven, in de handen van de Eeuwige. We hopen hiermee aan te geven dat er in de kerk, in dat huis van God, ook ruimte is voor wat ons dwarszit, om wat schuurt een plek te geven. Na de paaswake zullen we de briefjes (die we uiteraard niet lezen) prijsgeven aan het paasvuur, in het vertrouwen dat we ook in ons klagen worden gehoord









