’t Het nog nooit, nog nooit, zo donker west, of ’t wer altied wel weer licht.

Dit zinnetje, in prachtig Gronings, werd geschreven door Ede Staal. Ik had het ooit wel eens gehoord, maar bij het kijken van de oudejaarsconference van Claudia de Breij, hoorde ik het opnieuw en raakte het me. We waren het er thuis over eens dat het een bijna bijbels beeld is, dat alles omvattende verlangen naar het licht en het vertrouwen dat de nacht altijd plaats zal maken voor het licht. In het lied Even voor goed, waar de cabaretière jonge mensen een hart onder de riem steekt en uitnodigt vooral te blijven, klonk het als een slotakkoord. Vertrouw erop dat het altijd weer licht wordt. Ik moest eraan denken nu ik dit schrijf op een donkere januarimiddag. Wat kun je verlangen naar licht, naar een morgen die je donkere nacht openbreekt en je het vertrouwen geeft dat het goed komt. Ieder die wel eens wakker heeft gelegen in de nacht, weet hoe eenzaam je je kunt voelen, hoe de stilte dan pijn doet en het vertrouwen moeilijk te vinden is. Soms kun je dan niet anders dan het uitzingen, volhouden, vasthouden, zoeken naar een spoor van de morgen. En is dat niet wat ons in alle talen in de bijbel wordt verteld, hoe God scheiding maakte tussen dag en nacht en uit elke nacht een nieuwe morgen geboren laat worden. Dat mag ons gaande houden, dat mogen we met elkaar delen, het wordt altijd wel weer licht, hoe donker de nacht ook is.

Ds. Antoinette van der Wel, dsavdwel@deopenhof-hia.nl en telefoon 06-10 81 26 31