Overdenking ds. Van der Wel zondag 6 juni

Preek n.a.v. Joh 3, 22-36.

Gemeente van Jezus Christus,

In de adventstijd stond dezelfde lezing uit Johannes op het rooster als vandaag. De Doper die verwijst naar wie na hem komt, past natuurlijk ook mooi in die tijd waarin we uitzien naar het kerstfeest. Normaal wordt het evangelie van Johannes vooral op de grote feestdagen gelezen, terwijl door het jaar heen de drie andere evangelisten het woord krijgen. Het oecumenisch leesrooster biedt dit jaar een alternatief spoor aan uit het Johannes evangelie en daarom nog een keer deze lezing. Ik ben er voor vandaag dan ook opnieuw naar gaan kijken en in de zomertijd vallen andere dingen op dan in de advent.

We horen in dit gedeelte een gesprek tussen Johannes de Doper en zijn leerlingen. We staan als het ware op een afstandje te luistervinken. Prachtig hoe Johannes dergelijke stijlfiguren gebruikt in zijn tekst. Ingeklemd tussen twee gesprekken die Jezus zelf heeft, dat met Nicodemus dat hieraan vooraf gaat en dat met de Samaritaanse vrouw dat hierop volgt, wordt er nu door zijn voorganger een beeld van hem geschetst. Lezend in het evangelie lijk je zo steeds dichter bij Jezus te kunnen komen. We cirkelen om het geheim van deze ene, die zich maar moeilijk in een beeld laat vatten. Het lijkt wel of Johannes niet alleen het verhaal van Jezus leven en sterven wil vertellen, maar vooral de diepere lagen onder wie hij was wil onthullen. Dat maakt dit evangelie op het eerste gezicht  misschien wat minder toegankelijk, maar het nodigt vooral uit om verder te kijken. Denk je net te begrijpen wie Jezus is, wordt je toch weer op het verkeerde been gezet. Blijkbaar wil de evangelist ons scherp duidelijk maken dat Jezus zo anders is dan wij zouden verwachten. Jezus blijkt complex te zijn.  Is hij het ene moment de redder van het feest, het volgende ogenblik zien we een scherpe debater of een bijna filosofische denker. Ik ervaar het evangelie van Johannes altijd weer als een kritiek op een al te liefelijk en eenvoudig beeld van Jezus. Precies in die ongrijpbaarheid komt er iets van de hemel op aarde en wordt de verwondering gevoed. Het vraag om lezing en herlezing, om bezinning en aandacht.

Terug naar de tekst van vandaag. Johannes laat zich niet in de religieuze concurrentie dwingen als de leerlingen hem er fijntjes op wijzen dat Jezus meer volgelingen heeft dan hijzelf. Hij laat zich absoluut niet van zijn stuk af brengen door de woorden van zijn leerlingen en weigert zich te meten met zijn dopeling.

Ik vond het opeens een razend actueel beeld. Kijk eens hoeveel kerkgangers er daar zijn! En allemaal jonge mensen! Hoe doen ze dat toch? Zie je dat enthousiasme? Kunnen wij dat ook?

 

Alsof de hoeveelheid applaus en aandacht een graadmeter is voor de kracht van een gelovige gemeenschap. Wat is dat toch dat we ons zo vaak blind staren op aantallen, op hoe groot een gemeenschap is? Op hoeveel succes een spreker heeft en hoeveel mensen naar hem of haar toe hollen. Want waar Jezus hier nog volop in de aandacht staat, mensen aan zijn lippen hangen, weten we maar al te goed dat zijn weg in absolute eenzaamheid eindigt. Dan valt er een stilte die zo overweldigend is, dat we vermoeden dat alleen de Eeuwige zich daar nog kan laten horen.

Johannes verklaart het verschil tussen Jezus en hem eenvoudig door 3 redenen te noemen. Ik ben de Messias niet, ik ben de bruidegom niet en tenslotte: Jezus is van boven en ik ben een aards mens. Tot drie keer toe wijst hij van zichzelf af naar Jezus. Daarin blijft hij trouw aan zijn roeping, trouw aan zijn taak en daarmee trouw aan God.

Ik ben de Messias niet. Hij zegt daar overigens niet: kijk dat is Jezus wel. Het klinkt veel subtieler, in zijn ontkenning wordt je blik eenvoudig gewend. Zou hij het dan zijn? Door Johannes gedoopt en nu zijn voorganger boven het hoofd gegroeid? Eigenlijk nodigt dat zinnetje ons uit: wie denk jij dat hij is?

Ik vind het overigens een grote troost dat Johannes, noch wij de Messias hoeven te zijn. Die taak is ons uit handen genomen. We mogen op onze eigen plek onze taak vervullen. In alle eenvoud ons spoor trekken, trouw zijn aan onze eigen taak. De rol van de Messias, de gezalfde, die overigens niet bepaald aantrekkelijk is in de bijbel, wordt door de Eeuwige zelf bepaald. Een enkeling wordt tot die taak geroepen, denk maar aan koning David, maar ook de buitenlandse koning Kores wordt zo genoemd. Waar in Jezus dagen een sterke verwachting leeft van een verlossende Messias, schudt Johannes het hoofd. Ik ben het niet! Zo blijft hij trouw aan zijn eigen roeping, trouw aan de taak die hij voor ogen heeft, verwijzer te zijn.

Hij ziet zichzelf als de vriend van de bruidegom. Als degene die de weg baant, die ervoor zorgt dat de bruidegom kan stralen en alles naar wens verloopt. Johannes kiest voor de dienstbare en bijna onzichtbare taak en is daar tevreden mee.

Kiezen voor je eigen opdracht. Trouw zijn aan je eigen taak in deze wereld. Je niet blindstaren op wat niet voor je lijkt te zijn weggelegd, maar trouw je eigen rol vervullen in het leven. Ik vind dat een buitengewoon uitdagende gedachte in een tijd als de onze, waar het er soms om lijkt te gaan overal en altijd de beste, de snelste, de opvallendste te zijn. Altijd maar streven naar meer en hoger. Hier klinkt een andere toon: vindt je eigen roeping, je eigen taak en vervul die met vreugde. Niet iedere jongere heeft Gretta Thunberg in de ziel, niet elke vrouw kan door het glazen plafond heen breken en niet elke man kan leiding geven aan een groot concern. Niet elke mens is het gegeven een gevierde ster te zijn, een talentvolle sporter of een meer dan belangrijk persoon. De meesten van ons hebben een eigen taak, die soms heel bescheiden en onopvallend mag lijken, maar daarom niet minder belangrijk is. Want geef maar toe: wie wordt niet blij van een schoon huis of een lekker bord eten, van een hand op je schouder of een duidelijke uitleg van een ingewikkeld probleem, van een mens die alles uit handen laat vallen om voor jou koffie te zetten als het leven pijn doet. Johannes laat ons zien dat het zonder jaloezie en boosheid kan: blijven bij je eigen roeping, trouw zijn aan je eigen taak, ruimte maken voor een ander en daarbij de zon in het water kunnen zien schijnen.

Tenslotte noemt de aardse Johannes nog een derde reden: hij die van boven komt, staat boven allen. In hem spreekt de hemel tot ons. Het vraagt een nieuwe manier van kijken, geduld en ruimte om dat in Jezus te ontdekken. Het lijkt of de evangelist zijn lezers op het hart bindt: neem de tijd om deze rustig te leren kennen, verlies je niet in grote woorden, maar durf het aan je aan hem te verbinden. De Messias zal anders zijn dan je wellicht verwachtte, kwetsbaarder, minder zichtbaar en uiteindelijk schijnbaar zonder succes. Maar in de verbondenheid met mensen, in de nabijheid van de God die hij vader noemt, zien we het gezicht van de Eeuwige.

Johannes eindigt met harde woorden. Hij wijst op het onbegrip en de ongehoorzaamheid van mensen. Het is niet gemakkelijk om je aan deze hemelse zoon te verbinden. Ik vermoed dat hij die verscheurdheid zelf in zijn gevangenschap ook heeft ervaren. Je zult er aan slijten, je zult verbijsterd staan en er niets van begrijpen. Toch zingt de evangelist het in alle toonaarden uit. Deze is de Messias, de mens van God gezonden onder ons. Aan hem mogen we ons toevertrouwen, in hem zien we een glimp van de Eeuwige. In wie zich verbonden heeft aan de mensen, tot in de diepte van de dood, in wie de minste onder de mensen wilde zijn, daar zien we wie God is. Aan die vreemde God mogen we ons toevertrouwen. In die God, mogen we tegen de klippen op, geloven.

Amen.

 

 


Beameraar gezocht !

Het is al weer even geleden dat wij van de commissie Eredienst iets te melden hadden. Op de achtergrond gaan we overigens wél door.

Maar nu is er aanleiding om bij u/jullie aan te kloppen.

U/jij leest toch wel nog even verder hoop ik.

 

Wat is er aan de hand?

Een taak vanuit de commissie is de wekelijkse beamerpresentatie, die wordt gemaakt in PowerPoint aan de hand van de – door de predikant – aangereikte orde van dienst.

Het beamerteam zet zich daarvoor in.

Helaas gaat een lid ons team verlaten en dus – u voelt ‘m al – zijn we dringend op zoek naar uitbreiding, aangezien het anders kan gebeuren dat er zondagen komen zónder presentatie. En dat moeten we toch niet willen?

We zijn nu nog met een (te) klein enthousiast team, maar we zien graag dat dit wat groeit en (als het kan) vooral verjongt.

Dus alstublieft: meld je aan – je komt als geroepen!

Namens de commissie,

Joop Alblas,

voorzitter commissie Eredienst, coördinator beamerteam

tel. 6813622 of e-mail: liturgie@deopenhof-hia.nl


Dietrich Bonhoeffer

In de week van dodenherdenking en bevrijdingsdag, bereidde ik het leerhuis over Bonhoeffer voor. Als puber zag ik ooit een film over deze theoloog en hij maakte grote indruk op mij. Toen zag ik vooral de dappere man die zich durfde te verzetten tegen het nazisme, zelfs als hij dat met zijn leven moest bekopen.

Jaren later en al behoorlijk ver in de theologiestudie, las ik voor het eerst een aantal stukken uit zijn boek Verzet en overgave, waarin de brieven die hij schreef vanuit de gevangenis zijn gebundeld. Een gedeelte heb ik steeds weer gelezen en herlezen. Het reist sindsdien met me mee. Bonhoeffer schrijft bij de doop van zijn petekind over de kerk van de toekomst. ‘Ons rest niets anders dan dit: bidden en onder de mensen het goede doen.’ Als je de tekst vandaag leest is het na al die jaren nog steeds actueel. Hij spreekt in dit gedeelte het vertrouwen uit dat de kerk opnieuw geboren zal worden, dat er weer mensen opstaan die in een nieuwe en andere taal over God en zijn Rijk zullen spreken. Het mag ons moed en vertrouwen geven voor de toekomst. Altijd weer zullen mensen opstaan en woorden van geloof spreken.

Het vertrouwen dat klinkt uit die woorden, geschreven in een kleine, donkere cel, maakt dat we met open ogen de toekomst tegemoet kunnen gaan. Waar horen we verlossende woorden? Waar worden mensen op hun voeten gezet? Waar gloort Gods toekomst?

Ik wens u mooie en inspirerende pinksterdagen. Dat het vuur en de wind aanstekelijk mogen zijn!

Ds. Antoinette van der Wel (06-10 81 26 31, dsavdwel@deopenhof-hia.nl)

 

PS In De Open Hof is het toegankelijke boekje Leren geloven met Bonhoeffer van Gerard Dekker te leen. Voor wie meer wil weten!


Overdenking ds. Van der Wel zondag 9 mei

Preek n.a.v. Johannes 15, 9-17

Gemeente van Jezus Christus,

Net als vorige week lezen we vandaag uit het evangelie naar Johannes. Jezus spreekt afscheidswoorden en bindt zijn leerlingen op het hart wat belangrijk is, voor straks als hij niet meer bij hen is. Drie opvallende punten wil ik er uitlichten. Het gaat over liefhebben, over blijven en over verhoudingen die ondersteboven worden gekeerd.

Dit draag ik jullie op: heb elkaar lief! Liefhebben als een opdracht, niet als een verzoek of iets dat je al dan niet overkomt, maar als een gebod. Wat een vreemde opdracht. Liefhebben associëren we met een gevoel, met iets dat je gebeurt, waar je gelukkig van wordt. Als het goed is, houd je van je familie, ook al zijn ze soms bijzonder, je bent met elkaar vergroeid, je hoort bij elkaar. En natuurlijk houd je van je vrienden. Je hebt ze immers zelf uitgekozen. Door de jaren heen heb je elkaars leven gedeeld en zo ben je steeds meer verbonden geraakt. Maar kun je ook van je collega’s houden, je buren, of de mensen uit de kerk? Of van iemand die je tegen komt op straat? Soms zal dat niet heel moeilijk zijn, als je je verwant voelt met elkaar, een bepaald gevoel voor humor herkent, of dezelfde normen en waarden deelt, als je ook gewoon vrienden had kunnen zijn.

Liefhebben is niet zo verschrikkelijk moeilijk als je de ander sympathiek en aardig vindt, of als je veel gemeenschappelijks hebt. Maar wat als je die ander niet zelf hebt uitgekozen en er niet een vanzelfsprekende klik is? Als die ander je irriteert of ergert. Moet ik dan toch van hem of haar houden? En hoe doe je dat? Ik kom hier aan het eind van de preek nog op terug, want  ik wil eerst een ogenblik kijken naar de beide andere punten, die ons vast op weg helpen.

Blijf in mijn liefde, zegt Jezus tot zijn leerlingen. Dat blijven zette me aan het denken. Juist in een tijd waarin veel aandacht is voor mobiliteit en beweging viel me die nadruk op het blijven in de liefde en in de verbinding met de Eeuwige op. Het gaat blijkbaar om een lange adem hebben, om geduld en uithoudingsvermogen. Geloven en liefhebben zijn geen zaken die je even op een achtermiddag doet, maar worden een integraal deel van je leven. Het hoort bij je, het is een blijvende ondertoon bij alles wat je doet. Ik moest denken aan een verhaal dat ik ooit van een oude monnik hoorde. Hij vertelde dat er lange periodes in zijn leven waren waarin hij niets van God merkte of voelde. Waarom dan toch blijven bidden en zoeken? Waarom het geloof niet achter je laten? Hij antwoordde dat er ergens in de woestijn ook altijd momenten waren waarop hij zich gedragen wist, liefgehad. Er waren ook kleine oases.

Jesaja zegt het nog scherper: U bent een God, die zich verborgen houdt. God ligt niet voor het oprapen als een antwoord op al onze vragen. Hij is niet zomaar aanwijsbaar in de chaos van het leven. Maar ergens hoor je een stem, wordt er gesproken, waait er een frisse wind door het huis, wordt er een vuurtje in je ontstoken. Al moeten we nog even wachten tot het pinksterfeest om dat te vieren. Jesaja wist van godverlatenheid en angst, van een leven in ballingschap, zonder vrij zicht op de toekomst. En is het niet juist Jesaja die de bannelingen aanspoort te blijven, een leven op te bouwen, te blijven, het heil te zoeken voor de plaats waar ze zijn gesteld!

Blijven en het uithouden. Niet wegrennen als het moeilijk wordt en we even geen antwoord weten op de vragen van een naaste. Niet wegrennen als de kerk minder leuk lijkt dan vroeger. Niet vluchten als het verdriet van de ander pijn doet en je geen antwoord meer weet. Ik ben steeds meer gaan geloven in de kracht van het uithouden met elkaar, van het blijven, van het durven te kiezen voor solidariteit, van eenvoudigweg naast de ander blijven staan.

Jezus geeft het voorbeeld. Hij kiest ervoor alle verhoudingen ondersteboven te keren. Hij is niet hun meester, maar hun vriend, zij zijn elkaars gelijken, elkaars naasten geworden. Een slaaf wordt niet gehoord, hoeft geen uitleg te krijgen over de wetten die zijn meester hem oplegt. Zo is de verhouding tussen Jezus en zijn leerlingen, tussen God en mensen niet. Hij noemt ons zijn vrienden, de mensen naar zijn beeld en gelijkenis. Een liefde die bereid is het eigen leven te geven voor de ander, kan niet anders dan wederzijds zijn en in vrijheid aan elkaar geschonken.

Dit draag ik jullie op: heb elkaar lief. Zoals ik jullie heb liefgehad moeten jullie elkaar liefhebben. Hoe je dat doet? Misschien wel heel eenvoudig door ruimte te maken voor de ander. Door die ander te zien als een geliefd kind van God, door degenen die naast je staat het licht in de ogen te gunnen, zoals ook jijzelf verlangt naar licht voor je leven.

Lieve gemeente,

We hebben elkaar niet als vrienden uitgekozen, maar zijn door Jezus als zijn vrienden ook aan elkaar toevertrouwd. Hij daagt ons uit, het uit te houden met elkaar in goede en kwade dagen. Om elke keer weer voor elkaar te kiezen. Om antwoord te geven op die vraag die bij het begin van de schepping al aan ieder mens wordt gesteld. Mens, waar is je broeder, waar is je zuster?

Alleen in solidariteit en aan elkaar verbonden kan deze wereld leefbaar zijn. Dan wordt de woestijn een groene oase. Waar brood en wijn wordt gedeeld, wordt de chaos bedwongen.

Als we straks, weliswaar op afstand hier en thuis de matses en de wijn delen, zeggen we daarmee dat we aan elkaar zijn toevertrouwd. We nemen een voorproefje op Gods koninkrijk en beloven elkaar dat rijk van vrede en gerechtigheid te delen met wie er op onze weg komen. Want we weten van liefde die sterker is dan de dood, en van een aarde die niet als chaos is geschapen, maar als een huis om te bewonen, voor alle mensen.

Met elkaar

Dat was toen, daar.

Ik weet nog dat ik dacht:

Als het ergens is, is het hier,

Als het ooit is, is het nu.

Dit is de plek waar God zou willen wonen.

Van mij mag hij zo aanschuiven.

Hier geeft de Heer zijn zegen.

 

Karel Eykman bij psalm 133

Amen.

 


Overdenking ds. Van der Wel zondag 2 mei

Preek n.a.v. Deut. 4, 32-40 en Johannes 15, 1-8.

Gemeente van Jezus Christus,

Bij een eerste oppervlakkige lezing van de teksten, dacht ik: mooie bemoedigende woorden. Een hele wereld licht voor mij op in dat beeld van de wijnstok. Ik zie mezelf al zitten, ergens in het vroege najaar, op een plek waar de zon nog volop schijnt. Boven mij een dak van wijnstokken vol met prachtige druiven. Ik zit er in de schaduw onder. Een lange tafel met vrolijk lachende mensen om mij heen. Iedereen die mij lief is, is aangeschoven. Schalen worden doorgegeven, glazen gevuld, verhalen verteld. Het leven is goed, zo is het bedoeld.

Alle verhalen over wijngaarden in de bijbel resoneren wanneer Jezus zichzelf de wijnstok noemt. Het gaat hier over het goede leven, over wijn die fonkelt in de glazen, over feest, over een toekomst waarin mensen veilig en geborgen zijn. En ik heb geen enkele moeite dat beeld voor ogen te halen.

De meelezers verging het echter heel anders. Zij struikelden over het verbranden van de takken en over volkeren die verdreven worden om ruimte te maken voor Israël. Helemaal geen bemoedigende teksten dus, maar eerder vragen en een ongemakkelijk gevoel. Zijn wij als gelovigen dan zo veel beter dan de anderen? Heeft God geen oog voor wie anders zijn? Dit kan toch niet waar zijn!

Mijn droombeeld wordt wreed verstoord, maar ik wordt gelijk uitgedaagd de teksten opnieuw te lezen, met deze opmerkingen in mijn achterhoofd. Ik kijk eerst met u naar Deuteronomium en vervolgens naar de tekst uit het Johannesevangelie. Waarna ik toch een lans zal breken voor het bemoedigende karakter van de tekst.

Het boek Deuteronomium opent met een lange rede die Mozes houdt, veertig jaar na het overhaaste vertrek uit Egypte. Hij maakt als het ware de balans op. In het slotakkoord klinkt het nog één keer: hoe het volk bevrijd werd uit de slavernij en een weg vond door de woestijn naar nieuw land. Overal ziet Mozes vernietigende goden om zich heen. Goden die mensen tot slavernij dwingen, die hen klein en machteloos maken. Hoe anders is de God van Israël. In vuur en wolk kwam hij hen rakelings nabij, maar vernietigde hen niet, hij beschermde en behoedde zijn mensen. Hij gaf hun de Thora als regel ten leven en behoud van de vrijheid. Mozes richt zich hier tot zijn eigen mensen, nog steeds onderweg na jaren in de woestijn. Hij kijkt terug op wat is geweest en richt hun blik op de toekomst. Op dat land waar ze veilig kunnen wonen. Alles en allen die hen bedreigen zijn vergaan. Hij spreekt tegenover slaven, die vrijheid krijgen, tegen vervolgden, die veilig zijn, tegen kwetsbare mensen, die opademen, ruimte krijgen. Herkenbaar voor eenieder die zich in het leven bedreigd heeft gevoeld door anderen. In deze dagen van het herdenken van de oorlog en de bevrijding, waarin menigeen verlangde naar leven en toekomst geen vreemd gevoel. Bevrijd ons van onze bezetter. De focus ligt bij Mozes volledig op het bevrijdend handelen van God, op de ademruimte die hij schept voor een kwetsbaar volk.

Jezus spreekt in het evangelie van Johannes tot zeven keer toe: ik ben. De eerste keer zegt hij: ik ben het brood des levens. En nu, de zevende keer, zegt hij: Ik ben de wijnstok. Jezus als brood en wijn voor ons. In deze gelijkenis nodigt hij ons uit onze plaats te bepalen. Hoe verhoud jij je tot mij? Wat is jouw plek in het verhaal?

De symboliek ligt voor het oprapen. De wijngaard is van de wijngaardenier, van God zelf, zijn volk is de wijngaard. In de hele bijbel wordt dit beeld opgeroepen. Een wijngaard is een bewerkelijke tuin. Er moet gesnoeid, gesproeid, onkruid gewied en met veel aandacht worden gewerkt. De profeten beschrijven de wijngaard altijd als teken van Gods koninkrijk, als ieder mens mag zitten onder zijn wijnrank en de vruchten van zijn werk zelf mag plukken. Waar de leiders van het volk er een potje van maken, worden ze beschuldigd van het vernietigen van de wijngaard.

Jezus neemt dat beeld hier opnieuw op. Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Hij spreekt hier tegen zijn leerlingen, zijn meest verbonden mensen. Die hem overigens straks stuk voor stuk zullen verraden, maar dat terzijde. Zo verbonden zijn we aan elkaar, lijkt hij te zeggen, als de wijnstok en haar ranken. Zoals iedereen die iets weet van tuinieren moet je om die verbondenheid te bewaren soms snoeien en zijn er ook takken die je gewoon moet weghalen, omdat ze geen vrucht dragen. Wanneer je deze tekst ziet als een onderscheid tussen gelovigen en ongelovigen, maak je de woorden onschadelijk. Alsof wij altijd aan de gelovige kant staan en anderen niet. Alsof het duidelijk is wat geloven nu precies inhoudt en wie de ranken zijn en wie de dorre takken. Alsof die scheiding zou liggen tussen mensen en niet in onszelf. Gaat het bij geloven om het aanvaarden van een set waarheden? Of misschien om iets heel anders, om vrucht dragen. En wat is dat dan vrucht dragen?

Jezus spreekt over de schouders van zijn leerlingen ons aan. Hij laat zien hoe verbonden we met hem en in hem met God zijn. De ranken worden gedragen door de wijnstok. We mogen ons geborgen voelen. We staan er niet alleen voor. Maar tegelijkertijd worden ons de ogen geopend. Waar draag jij vrucht? Waar verlies jij je aandacht aan zaken die niet belangrijk zijn? Waar weet jij je verbonden aan anderen? En mag die verbondenheid ook pijn doen? Zou het zo kunnen zijn dat wanneer we ons verbinden aan anderen er ook gesnoeid moet worden? Misschien moeten er ook takken worden weggedaan en verbrand. Durven we los te laten wat ons klein maakt, wat ons verhinderd ons te verbinden aan God en mensen? Misschien moeten onze vooroordelen aangepakt worden, waarmee we in een ogenblik onze naaste oordelen en veroordelen. Of misschien moet ons ongeduld wel weggesnoeid en verbrand worden, als we onredelijk veel van een ander verwachten. Misschien moeten we onze angst laten varen, om het verdriet van de ander in ons leven toe te laten en eraan te slijten. Misschien moet de mildheid wel groeien, een mildheid die maakt dat we anderen zien door de ogen van Jezus, in alle kwetsbaarheid als kinderen van de Eeuwige.

Ik vermoed dat we allemaal wel weten waar wat snoeien goed voor ons is en waar we misschien afscheid zullen moeten nemen van wat ons hindert ons te verbinden aan God en mensen. Dat zal voor eenieder van ons anders zijn, en in elke levensfase weer anders zijn.

De dichtregel van Ellen Warmond bij het beeld van mijn nog kale wijnrank in de regen zegt het zo mooi:

Ieder takje dat je ooit

vergat te snoeien

wordt oerwoud dat je overwoekert

Als je vrij wil zijn, zul je keuzes moeten maken. Los moeten laten wat die vrijheid bedreigt en vernietigd. Het oordeel over wat er gesnoeid of weggegooid moet worden is gelukkig niet aan ons. Daar zorgt de wijngaardenier zelf voor. Maar een beeld wil ik graag aan u meegeven. Wij, mensenkinderen, zijn de ranken. Die ranken worden gedragen door de wijnstok. Vervolgens mogen die ranken vrucht dragen. In die dubbele verbondenheid mogen we leven. Verbonden aan de wijnstok die ons laat zien wie de wijngaardenier is. En verbonden aan wie naast ons staan, wie ons zijn toevertrouwd. We weten onszelf en deze wereld gedragen door de liefde van God. Die liefde is groter dan ons ongeloof. In die liefde mogen we thuis zijn, die liefde mogen we met vallen en opstaan delen. Dan bloeit de wijngaard op. Dan zitten we aan die lange tafel, we schikken nog even in voor wie later komt. Zo wordt iets van een beloofd land zichtbaar. Waar ieder mens vredig en gelukkig in Gods wijngaard thuis is. Waar het glas wordt geheven en de wijn fonkelt. Lechajim, Op het leven!

Amen.


Nieuwe boeken 

Aan de bibliotheek van De Open Hof, te vinden in de hal van de kerk, zijn recent een drietal boeken toegevoegd. Alle drie zeer de moeite waard.

 

  1. 1. “Hoe handel ik eerlijk” door Matthias Olthaar en Paul Schenderling Je hoort regelmatig over allerlei vormen van onrecht bij het maken van producten die we gebruiken. Is het mogelijk goede keuzes te maken?

In dit boek leggen de schrijvers op eenvoudige wijze uit wat er mis gaat in onze economie en welke stappen we samen kunnen zetten om dit te veranderen. Het boek is sterk geínspireerd op het Bijbelboek Jesaja. Het is heel inclusief, laagdrempelig en verbindend geschreven, nl in de vorm van een modern parabel. Lezers kunnen zich identificeren met één of meer personages en kunnen aan de hand daarvan zelf hun eigen koers bepalen. Het boek blijkt niemand onberoerd te laten.

 

  1. Genieten van genoeg” door Martine Vonk .

Veel christenen willen wel duurzamer en eerlijker leven, maar hoe doe je dat concreet in de dagelijkse praktijk?

Martine Vonk merkte dat Jezus prachtige antwoorden geeft op de volgende vragen:

Hoe ga je om met zorgen, met geld en je bezittingen, met de beperkte tijd die je hebt, hoe kijk je naar anderen en naar jezelf? Telkens blijkt dat minder ook meer kan zijn. Genieten van genoeg lijkt een tegenstelling maar in beperking ligt juist vrijheid. Als je niet meer neemt dan genoeg, blijft er meer over voor de ander en de aarde.

Geniet van al het moois dat je mag ontvangen. Geniet van samen delen.

Blijf steeds zoeken naar het mooie en het goede, dat is zoeken naar het koninkrijk van God.

 

  1. Leren geloven met Bonhoeffer van Gerard Dekker. 

Nog steeds is er grote belangstelling voor het leven en werk van de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer. Dat is vooral vanwege de visionaire gedachten die hij in de laatste jaren van zijn leven ontwikkelde – inzichten die betrekking hebben op God, het christelijk geloof en het christelijk leven. In dit boekje brengt Gerard Dekker, emeritus hoogleraar aan de VU en een kenner en bewonderaar van het werk van Bonhoeffer, vijftig teksten bijeen en licht deze toe.

Hij wil meer bekendheid geven aan diens werk en hij wil laten zien hoe inspirerend zijn gedachten zijn voor mensen die in deze tijd oprecht als christen willen leven.


Overdenking ds. Van der Wel zondag 14 maart

Preek n.a.v. Mat 5 en de naakten kleden.

 

Gemeente van Jezus Christus,

Naakten kleden

is iemand zijn identiteit

en waardigheid geven.

(Manu Verhulst)

Deze woorden dichtte de priester Manu Verhulst bij dit schilderij van Pat de Vylder uit zijn reeks over de zeven werken van barmhartigheid. We zien een naakte man, kwetsbaar en mager staat hij daar, vol schaamte. Hij lijkt te willen verdwijnen uit ons blikveld. Naast hem een groene figuur, een engel misschien, een mens, die hem liefdevol een wit kleed omhangt. Wie de man is vertelt het schilderij niet, net zo min als wie de helpende hand biedt

Naakten kleden lijkt me nog iets heel anders dan je oude kleding weggeven aan iemand die het minder heeft dan jij, hoe goed dat natuurlijk ook kan zijn. Het gaat niet om iemand zo snel mogelijk te voorzien van nieuwe kleding, of een passende outfit aan te meten. Kleding zegt  iets over wie je bent, wat je wil uitstralen, iets over je plek in de samenleving. Kleding beschermt en omhult je, geeft je aanzien. We vinden het belangrijk om er mooi, eigenzinnig of bijzonder uit te zien. In sommige levensfases wil je er vooral net zo uitzien als je vrienden. Draag je het liefst een bepaald merk spijkerbroek en loop je op dezelfde sneakers.

Naakten kleden heeft, volgens mij, eerder te maken met het omhullen van kwetsbare mensen met de warme mantel van de liefde. Niet om iemand onzichtbaar te maken, maar juist om die ander tot zijn of haar recht te laten komen.  Naakten kleden gaat over iemand zijn waardigheid geven, zijn naam en identiteit schenken.

Ik moest bij dit werk van barmhartigheid denken aan de serie Klassen die een tijd geleden op tv was. De serie liet kinderen zien op diverse Amsterdamse scholen en maakte ons haarscherp duidelijk dat het er nogal van afhangt waar je wieg staat en hoeveel invloed die plaats heeft voor je toekomst. De documentaire toonde bovenal betrokken mensen en veerkrachtige jongeren. Eén meisje heeft grote indruk op mij gemaakt. Ze heette Anyssa, was slim en verbaal goed toegerust, ze woonde bij haar grootouders en leefde van de voedsel- en kledingbank. En er was een juf die naar haar omzag, die haar net dat onsje meer gaf dan van haar kon worden verwacht. Al zat alles Anyssa tegen, ik kreeg bewondering voor dit taaie kind dat dapper en hartelijk bleef zorgen voor de mensen om haar heen en tegelijkertijd haar eigen spoor probeerde te trekken. Wat had ik haar graag een makkelijkere start in het leven gegund, maar wat was het goed, een juf, een oma en opa, die van haar hielden en ondanks alle beperkingen haar een toekomst wilde geven. Wat was dit kind krachtig en waardig in haar kleren van de kledingbank. Was zij degene die gekleed moest worden of de engel?

We lazen vanmorgen uit Exodus en de bergrede. Praktische aanwijzingen van hoe we kunnen leven en hoe we dit werk van barmhartigheid gestalte zouden kunnen geven. Het mooie van deze aanwijzingen is dat ze net even verder gaan dan gemiddeld. We worden uitgenodigd een stapje meer te zetten dan er van je kan worden verwacht. Om die ander in zijn of haar waarde te laten en volhardend het goede te doen, ook als je daar zelf minder van lijkt te worden. Is dat een naïeve levenshouding? Of zou het deze wereld fundamenteel kunnen veranderen?

Ik begrijp heel goed dat je niet zomaar geld leent aan de eerste de beste die bij je aanbelt en dat banken goed kijken of je kredietwaardig bent. Maar wat als je boodschappen krijgt van je ouders terwijl je leeft van een bijstandsuitkering? Ben je dan opeens een fraudeur geworden?

Ik begrijp dat als je asiel zoekt in ons land, er aan je wordt gevraagd waarom je dat doet. Maar wat als je nu geen paspoort meer hebt en je komt uit een land waar je naam er niet meer toe doet? Wat als je tot op het bot bent uitgekleed onderweg door mensenhandelaren en je gewoon een leven wil voor jezelf en je kinderen?

Ik begrijp dat je ontzettend boos bent als iemand je diep heeft geraakt en je het liefst nog veel harder zou willen uithalen, maar of dat het verschil maakt? Misschien voelt het fijn om de ander met gelijke munt terug te betalen, maar of je daar nu gelukkiger van wordt?

Ik begrijp dat het moeilijk is om kwetsbaar te zijn en je blootgesteld te voelen aan spot en hoon. Dat je dan het liefst een grote dikke trui, een joggingbroek en een dekentje wil om je in te verbergen.

Er is iets vreemds aan de hand met naaktheid in de bijbel. In het scheppingsverhaal loopt de eerste mens zonder schaamte rond. Hij voelt zich in zijn blootje volstrekt vrij tegenover zijn naaste. Onbevangen en zonder schroom leven ze met elkaar. Pas wanneer zij van de boom van de kennis van goed en kwaad hebben gegeten, zien ze van elkaar dat ze naakt zijn en raken ze vervreemd van elkaar. Het meest ontroerende vind ik dan vervolgens dat God zelf kleding voor ze maakt en hen beschermt en koestert en zo een toekomst gunt.

In alle tonen klinkt het voortdurend in de schriften: kwetsbare en arme mensen moeten beschermd worden. Daarom mag je iemands mantel voor de nacht niet afpakken omdat die mantel voor armen ook tegelijkertijd hun deken is waarmee ze zich beschermen in de koude nacht. Je kunt honderd keer in je recht staan en die mantel als onderpand mogen hebben, maar als de nacht valt zorg je dat de ander beschermd is.

Naakt word je geboren en uiteindelijk sterf je ook naakt. Van Jezus wordt verteld dat ze zijn kleren afnemen voor hij gekruisigd wordt. Volstrekt weerloos hangt hij daar, niets en niemand is er om hem te beschermen. Ik vind dat zo’n eenzaam en pijnlijk beeld. Hij lijkt zowaar op de man die Vylder schildert. Waar is God? Waarom slaat hij geen mantel van liefde om deze mens heen? Of is het misschien nog heel anders, zien we hier wie God is, in alle weerloosheid en kwetsbaarheid nabij tot het bittere eind? Dicht bij al die mensen die op wat voor plek dan ook kwetsbaar, weerloos en eenzaam zijn? En is dat beeld een oproep voor ons om die kwetsbare mens te kleden, te verwarmen, zijn waardigheid terug te geven, een mantel van liefde om te slaan?

De naakten kleden…is Anyssa een kans geven in het onderwijs, is haar noemen bij haar naam, haar kracht en waardigheid zien en versterken.

De naakten kleden… is de vluchteling noemen bij zijn naam. Hem de kans geven een waardig leven te leiden.

De naakten kleden…is de angstige vrouw onder het dekentje op de bank uitnodigen voor de thee en luisteren naar haar verhaal. Waarom verberg je je zo?

De naakten kleden…is dat mooie pak dat je niet meer draagt inleveren bij dress4success om zo iemand met een minimuminkomen een representatief uiterlijk te geven bij die o zo belangrijke sollicitatie.

De naakten kleden, is je realiseren dat je een volgeling bent van de Messias, die weerloos en naakt een beroep op ons doet. Waar ben jij? Waar sta jij voor? Wil jij de mantel der liefde om mijn schouders leggen?

 


‘God, hoe graag zou ik weer komen’

Een gedicht van ds. A.F. Troost, te zingen op de wijs van psalm 42

 

God, hoe graag zou ik weer komen

waar uw kerk één lofzang is –

nu nog ver, om van te dromen,

harten boordevol gemis.

Ooit was alles zo gewoon:

fluitspel, paaskaars, orgeltoon,

stemmen, stilte, al die mensen –

kan men zich iets mooiers wensen?

 

God, hoe graag zou ik weer zingen

juist nu ik niet zingen mag!

Waar, waar zijn nu al die dingen

die ik liefhad, zó graag zag:

bidden, danken in uw huis

aan uw tafel, rond het kruis

zwijgen, spreken, lachen, huilen –

bij U rusten, bij U schuilen…

 

God, hoe graag… Laat ons weer komen

dit of anders volgend jaar,

laat ons bloeien als de bomen –

onze dromen, maak ze waar!

Laat ons weer vol vreugde zien,

wie weet binnenkort misschien,

wat wij nu zo vurig hopen:

wagenwijd uw deuren open

 

Deze tekst van Ds. Troost spreekt mij aan. Bijna het hele jaar rond zijn we nu en net als vorig jaar op weg naar Pasen. We zitten nog steeds in een lockdown en we ervaren wat het betekent om niet samen te kunnen komen, om niet te zingen in onze kerken. Soms zijn er voorzangers in mijn kerk, want in mijn eentje achter de computer zing ik soms mee, maar meestal kijk ik toe en lees de woorden mee. Misschien is dit wel mijn vasten. Net als u/ jullie mis ik het samen komen en het samen vieren in onze kerk. Ik ben een mens van de ontmoetingen en ook van het gezamenlijk vieren. Gelukkig heb ik als geestelijk verzorger in De Blije Borgh tal van ontroerende ontmoetingen met ouderen, collega’s, zorgmedewerkers, waarin we soms ook gezamenlijk kunnen uitspreken dat die Ene erbij is en ons niet in de steek laat. We zetten samen de schouders eronder. Ook toen er zo’n grote corona uitbraak was in het verpleeghuis. Ik werk dus niet thuis dag in dag uit, zoals vele anderen, want als geestelijk verzorger behoor ik tot de vitale beroepen en heb ik inmiddels de twee vaccins ontvangen. Maar vele mensen moeten wachten op dat vaccin. Dat wachten duurt voor u en jullie wellicht te lang. Want ook de jongeren snakken naar ontmoetingen met elkaar. Toch hoop ik met u dat er weer een tijd komt dat we elkaar kunnen ontmoeten en  dat we met Pasen uit volle borst kunnen zingen:  U zij de glorie, opgestane Heer, U zij de victorie nu en immer meer. Uit een blinkend stromen daalde d’engel af, heeft de steen genomen van ‘t verwonnen graf.

Ik wens u nog een goede 40 dagen tijd toe.

 

 


Overdenking ds. Van der Wel zondag 28 februari

Preek n.a.v. Johannes 4

Gemeente van Jezus Christus,

Wat een prachtig hongerdoek maakte Sokey Edorh uit Togo in 2011. Als je goed kijkt leeft Afrika op voor je ogen. Hoewel de kunstenaar de rafelranden van de samenleving laat zien in de sloppenwijken, zien we vooral hoe mensen in moeilijke omstandigheden het leven delen, liefhebben en elkaar het goede doen. Afrika is niet alleen het continent van armoede en ellende, van onderdrukking en slecht bestuur. Er is ook een ander Afrika: een Afrika van ondernemende mensen, van sterke vrouwen, van hulpvaardigheid en saamhorigheid. Een Afrika waar God aanwezig is. En midden in het tafereel zien we die krachtige vrouw die met haar watervoorraad bijna van het doek lijkt af te lopen. Ze gaat ons zomaar voor en lijkt ons uit te nodigen mee te gaan om de dorstigen te laven! Ik vond het zo mooi passen bij het werk van barmhartigheid dat vandaag in de aandacht staat. De dorstige te drinken geven! Deze krachtige vrouw, midden op het doek, recht onder de verbeelding van God, herinnert me aan de vrouw die Jezus ontmoet bij de bron.

Er vind een bijzondere ontmoeting plaats in het evangelie van Johannes. Jezus trekt door het land van de Samaritanen. Een gebied dat voor een vrome jood niet voor de hand ligt. Samaritanen hadden immers hun eigen plaats van aanbidding van de Eeuwige en werden als tweede-rangs-gelovigen beschouwd. En daar op het heetst van de dag treffen we Jezus aan bij de put. En hij heeft dorst. Slechts twee keer wordt vermeld dat Jezus dorst heeft, hier en later aan het kruis. Het mag ons alert maken. Midden op de dag komt de naamloze Samaritaanse om water te putten. Het is vreemd om dat te doen op het heetst van de dag. Ze is alleen. Waar zijn de andere vrouwen om haar te helpen? Waarom komt ze nu? Getrainde bijbellezers weten dat de put niet zelden een belangrijke ontmoetingsplek en zelfs een klein huwelijksbureau is in de bijbel. Eliëzer vond er Rebecca, Jacob trof er zijn geliefde Rachel en Mozes de dochter van de priester van Midjan. En hier treft Jezus de Samaritaanse.

De vrouw kent echter haar plek, als Jezus haar aanspreekt. Wat moet een joodse man van mij? Jezus antwoordt: als je wist wat God wil geven zou je vragen om levend water. De spraakverwarring lijkt compleet. Jij vraagt mij om water en opeens heb je het over water dat van God komt? Een gesprek ontspint zich tussen deze vreemde gesprekspartners. Ik zou u willen aanraden het verhaal later tot het eind uit te lezen, want het is prachtig.

Levend water. Water dat je dorst voorgoed lest. Dat maakt dat je nooit meer hoeft te putten. Wat is dat voor deze vrouw? Wat is dat voor ons? Heeft dat levend water te maken met gezien worden? Echt gezien? Bevrijd worden uit haar eenzaamheid? Geliefd zijn? Waar verlang je naar? Wat is voor u, voor jou, water in de woestijn?

Verschillende gedachten buitelen over elkaar heen.

Water in de woestijn, is onbevangen een ander tegemoet kunnen treden. Los van vooroordelen, los van de plicht om afstand te houden. Gewoon een ontmoeting in de bus of de trein, een spontaan gesprek in de rij van de supermarkt of ooit weer hier aan de koffie in De Open Hof.

Water in de woestijn zijn de sneeuwklokjes in de tuin en de eerste krokussen in de berm die vertellen dat het lente wordt. Is een prachtig lied op de radio dat je raakt. Of een schilderij waar je je ogen niet af kunt houden.

Water in de woestijn is je opgenomen weten in een lange traditie van mensen die een weg van geloof gingen en je verbonden weten met anderen in het nu en over de tijden heen. Vertrouwen dat ons leven gedragen wordt door Gods liefde en dat soms, even ervaren.

Maar bovenal is water in de woestijn, gezien worden, herkend, geliefd en op waarde geschat worden. Een mens te zijn die weet dat er van haar, van hem wordt gehouden. Dat je ergens thuishoort, thuiskomt, welkom bent. Dat iemand je in de ogen ziet en van je houdt, gewoon om wie je bent.

De Samaritaanse komt eenzaam naar de bron, blijkbaar is er niemand die haar nabij wil zijn.  Verderop in het verhaal blijkt dat de vrouw vijf mannen heeft gehad en haar zesde man behoort haar niet toe. En deze zevende man bij de bron? Wat wil hij van haar? Of heeft hij haar iets anders te bieden?

Jezus spreekt geen oordeel over haar uit. Hij ziet haar verlangen, haar pijn, haar onrust, haar eenzaamheid en haar dorst. Dan gebeurt er een klein wonder. Zij laat zich door hem raken. Zij laat haar dorst lessen. Hij is een profeet, een mens van God. Het water dat Jezus put uit een bron is levend water, zo anders dan het stilstaande regenwater van de put. Deze ontmoeting, met die ene die haar werkelijk zag,  geeft haar de levenskracht waarnaar ze verlangt. Zou hij niet de Messias zijn? Ze gaat op weg, ze laat haar kruik staan bij de put. Die heeft ze niet meer nodig. Deze bruid van Christus wordt een apostel, als ze de mensen om haar heen gaat vertellen over de ontmoeting  bij de put. Zo is de naamloze eenzame vrouw een leerling van Jezus geworden. En waar zij haar verhaal verteld worden mensen aangeraakt, gaan ze op zoek naar de bron die haar leven veranderde.

Zo deed ze mij denken aan de vrouw op het hongerdoek, ze straalt een bepaalde kracht uit, zoals ze haar watervoorraad meesleept. Mooi vind ik het hoe het water eruit klotst en op die manier weer anderen leven kan geven.

Levend water? Wat is dat vandaag voor ons? Hebben wij nog dorst, of heeft de overvloed waarin we leven dat verlangen teniet gedaan? Wat heb ik, wat heeft, u nodig aan levend water om het leven aan te kunnen, om gaande te blijven als de dagen warm zijn en het leven kaal en onbarmhartig is? Wat heb je nodig als de zon brandt, als de angst je naar de keel vliegt, als de eenzaamheid als een steen op je hart ligt, als je bang bent overspoeld te worden door verdriet.

Misschien niet meer dan dit: iemand die je ziet in al je kwetsbaarheid, in al je falen en je aanraakt.

Oosterhuis verwoordt het mooier dan ik het kan

Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.

Wie mij ontmaskert zal mij vinden.

Ik heb gezichten, meer dan twee, ogen die tasten in de blinde,

harten aan angst ten prooi.

Delf mijn gezicht op maak mij mooi.

 

Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.

Wie wordt ontmaskerd wordt gevonden

en zal zichzelf opnieuw verstaan en leven bloot en onomwonden,

aan niets en niemand meer ten prooi

Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.[1]

 

Woorden die ik hoor uit de mond van de Samaritaanse en zie in de vrouw op het doek, woorden die als een gebed uit onze mond vandaag zouden kunnen klinken. Delf mijn gezicht op, zodat ik mezelf weer kan zien als een geliefd kind van de allerhoogste. Dat we elkaar mogen zien met zijn liefdevolle ogen en elkaars dorst zullen lessen, met woorden en gebaren die leven geven.

Amen.

[1] Liedboek, zingen en bidden in huis en kerk, 789.


De zeven snaren

Wie is er niet opgegroeid met de stripverhalen van Suske en Wiske. Verslonden heb ik ze in mijn jeugd. Heerlijk vond ik het als ik voor een verjaardag of als we op vakantie gingen een nieuw album kreeg. Ik vond het bijna net zo leuk als Asterix en  Obelix. In de voorbereiding voor de 40-dagen tijd werd ik door een bevriende kunsthistoricus, die ik vroeg om verbeeldingen over de zeven werken van barmhartigheid, gewezen op dit album. Hij noemde het verplichte literatuur en dat laat ik me uiteraard geen twee keer zeggen. Een kleine zoektocht op internet leverde een mooi tweedehands exemplaar op en fijn tijdje leesplezier.

Wat is het toch bijzonder dat deze werken van barmhartigheid zo diep in onze cultuur zijn verankerd, dat zij zelfs stof leveren voor een stripverhaal. De onbevangenheid waarmee het verhaal wordt verteld zette me aan het denken. Hoe onbevangen zijn wij in ons spreken over God en geloof? Durven wij nog zonder schroom te laten zien waar we voor staan? Natuurlijk wil niemand terug naar een tijd vol veroordeling van andersdenkenden en ik heb moeite met wie meent de waarheid in pacht te hebben. Maar het raakt me als mensen gewoon ontspannen vertellen dat ze gelovig zijn en dat het hen helpt het leven richting en zin te geven. Dat geloof in God en zijn barmhartigheid ons uitnodigt om barmhartig te leven.

Iets van de onbevangenheid van de ‘zeven snaren’ hoop ik met u te kunnen delen. Gewoon dat geloof goed doet, en richting geeft en inspireert!

En mocht u ‘de zeven snaren’ willen lenen, dan hoor ik het graag!

Ds. Antoinette van der Wel (dsavdwel@deopenhof-hia.nl en telefoon 06-10812631)