Overdenking 13 december 2020 – Johannes 3, 22-30

Op deze derde adventszondag horen we het verhaal van Johannes de Doper. Qua tijdsbeleving schuiven we vrolijk heen en weer door de schriften. Volgende week horen we de aankondiging van de geboorte van Jezus, maar vandaag in de lezingen zijn zowel Jezus als Johannes al lang volwassen. Ik houd wel van de vreemde logica van het leesrooster. Het neemt ons kris kras mee door de tijd en ontregelt daarbij onze gewone kaders, maar dat terzijde.

Ik heb altijd een wat dubbele houding tegenover Johannes gehad. Enerzijds vond ik zijn moed altijd bewonderenswaardig, maar als ik helemaal eerlijk ben vind ik hem vaak een tikkeltje te radicaal. Zijn oproep tot bekering, zijn nadruk op het falen van de mens, ik kan er niet altijd even goed mee uit de voeten. Maar bij de lezing van vandaag gebeurde er deze week iets merkwaardigs in mijn opvatting over deze profetische figuur. Het leek of het beeld kantelde en ik voor het eerst de andere kant van Johannes zag. Soms lees je zo’n bekend gedeelte opeens met een andere blik en worden je ogen opnieuw geopend. Johannes was daarbij niet meer alleen de radicaal, die vanuit de woestijn oproept tot bekering, maar ook de vrolijke man die druk bezig is met de voorbereiding van het feest voor zijn vriend.

De omstanders in de lezing dwingen Johannes en Jezus in een concurrerende verhouding. Alsof het er om gaat wie de meeste volgelingen heeft, wie de meeste reuring brengt, wie het belangrijkste en krachtigste is. Zo worden ze tegen elkaar uitgespeeld. Een patroon dat voor velen van ons herkenbaar zal zijn. Hoewel je zelf het gevoel hebt voor dezelfde zaak te staan, wordt de mate van succes belangrijker geacht. En waar je eerst samen probeerde een weg te zoeken, word je zomaar tegen elkaar opgezet. Je hoort de omstanders roepen, kom op Johannes, laat je niet overbluffen door die ander! Sta op voor je rechten! Jij bent net zo belangrijk!

Johannes doet echter  iets verrassends. Hij weigert in die concurrentiesfeer te belanden en zegt rustig waar hij staat. Hij kent zijn plaats, weet wie hij is en weigert zijn roeping te verloochenen. Dit ben ik! De voorloper, de wegbereider. Hij laat zich niet tot jaloezie of concurrentie verleiden. Ik ben de Messias niet, ik ben de bruidegom niet. Het gaat niet om mij! Het gaat om wie na mij komt! Mijn taak is zijn komst voor te bereiden en die taak past mij.

Beroemd is het prachtige schilderij van Matthias Grunewald, waarvan u hier een detail ziet. Johannes wordt afgebeeld met een anatomisch volstrekt absurde wijsvinger. Met die extreem lange vinger, wijst hij van zich af naar de Christusfiguur, die overigens in het altaarstuk wordt afgebeeld als de gekruisigde. Johannes identiteit is die wijzende vinger. Dat is zijn roeping, zijn taak, daar voor is hij onder ons. Hij wijst van zich af naar de ander.

Wat me hierbij opvalt is hoe Johannes zich met vreugde schikt in zijn eigen roeping. Hij is de vreugdebode, de wijsvinger, de voorloper. Zijn taak is het bereiden van de weg, het attent maken van de omstanders op wie na hem komt. Als vriend van de bruidegom treft hij alle voorbereidingen, regelt hij het feest, en is op de dag zelf de stralende toeschouwer van de ander. Zo stoer als Johannes de mensen tot bekering heeft opgeroepen, zo bescheiden is hij nu in zijn dienstbare rol voor de Messias.

Blijven bij je roeping. Niet voortdurend kijken naar de ander en willen zijn als hij. Blijven bij je roeping, doen waar jouw hart ligt, waar jouw talent tot bloei komt, waar jij in de wereld je plaats in kunt nemen, zonder je voortdurend blind te staren op de ander. Weigeren de concurrentiestrijd aan te gaan en de zon in het water kunnen zien schijnen. Ruimte weten te maken. Niet iedereen hoeft groots en meeslepend te leven! Wat zou dat ruimte kunnen bieden, ook aan mensen vandaag. Want blijkbaar hoef je je niet groter voor te doen dan je bent. Mag je gewoon mens zijn. Loskomen van die eeuwige concurrentiestrijd om de beste, de snelste, de rijkste en de grootste te zijn. Gewoon in alle bescheidenheid je plaats in nemen. Je hoeft daarbij je licht niet onder de korenmaat te verstoppen, maar jezelf ook niet te overschreeuwen. Wij zijn de Messias niet, we hoeven de wereld niet te redden, we mogen mens zijn. Ik ervaar die gedachte als een geweldige troost. Ik mag doen waar ik goed in ben, maar hoef niet de hele wereld op mijn schouders te torsen. Ik hoef niet te min over mezelf te denken, maar ook niet voortdurend boven mezelf uit te reiken.

Blijven bij je roeping. Er wordt ons niet verteld of Johannes geworsteld heeft met die opdracht en ook niet of er innerlijke strijd nodig was om te zijn wie hij was. Het is blijkbaar niet heel belangrijk of hij al dan niet moeite had met zijn rol als voorloper en verwijzer. De evangelist beschrijft hem als de vriend van de bruidegom die bereid is zelf minder te worden zodat de Messias meer kan worden. Deze opdracht vervult Johannes met vreugde.

Blijven bij je roeping. Verwijzer zijn. Niet zelf de Messias hoeven te zijn. Ik vind het een bevrijdende gedachte. Van ons wordt niet gevraagd de wereld te redden, maar gewoon onze plek in te nemen in het koninkrijk. De dromen levend houden van een stad, van een land, een wereld waar mensen tot hun recht komen.

Wonderlijk mooi wordt deze wereld beschreven door de profeet Jesaja. Hoewel Jeruzalem in puin ligt, beschrijft hij in een ontroerend vergezicht hoe het is bedoeld. God zelf zal orde op zaken stellen, zal een nieuwe hemel en aarde scheppen, een plaats waar mensen in vrede kunnen wonen. Zo nodigt hij de omstanders uit vast puin te gaan ruimen, bomen te planten, een wijnrank te snoeien. Het beeld is van een zeldzame eenvoud. Het leven ten volle leven, kinderen die opgroeien zonder oorlog en geweld, het huis bewonen dat je hebt gebouwd, genieten van het werk dat je hebt gedaan. Gewoon in alle eenvoud de vruchten van je arbeid plukken. Zelfs de dieren zullen in harmonie met elkaar kunnen leven.

Zou het zo zijn bedoeld? Mensen die bereid zijn de minste te zijn. Niet op de manier waarop velen van ons, vooral vrouwen, het vroeger te horen kregen. Wees jij maar de minste, waarbij je geacht werd in de achtergrond te verdwijnen en nooit voor jezelf op te komen. De minste te zijn in de zin waarnaar Johannes verwees. Hij moet groter groeien. Concreet betekende dat niet dat Jezus zich ging meten met de machtigen der aarde en razendsnel de ladder naar het succes en de top beklom. Hij groeide door zijn dienende houding. In de bijbel worden alle bekende verhoudingen omgedraaid. Waar we leven vanuit de gedachte van het recht van de sterkste, pleit de bijbel voor het recht van kwetsbaarste. Die gaan altijd voor!

Blijven bij je roeping. Je eigen taak in vrede vervullen. In alle eenvoud zoeken naar waar je de droom van de nieuwe hemel en aarde alvast een beetje zichtbaar kunt maken. Waar kunnen we ruimte maken voor wie zoeken naar een veilige plaats om te leven? Waar kunnen we het leven van een ander draaglijk en mooier maken? Waar kunnen we een wijnrank aanplanten, een tafel in de zon zetten, een maaltijd bereiden voor wie honger heeft. We hoeven niet te min te denken over wat er mogelijk is, maar hoeven ook niet voortdurend te denken dat het te weinig is wat we doen.

Blijmoedig de voorbereidingen treffen voor het feest, het feest waar God zijn mensen ontmoet. Gaan in de voetstappen van de Messias, die groeide door dienstbaarheid, die de minste van de mensen werd en zo het aangezicht van God weerspiegelde. Zo gaan we in alle rust op weg, vertrouwend dat midden onder ons die ene zich laat vinden, die kind van God was en mens onder de mensen. Zo leven we vol vertrouwen het kerstfeest tegemoet en houden we de droom van Jesaja levend onder ons. We treffen vol vreugde de voorbereidingen voor het feest van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.

Amen.